In december 1997 presenteerde Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam een nieuwe aanwinst, een paneel van de vrijwel vergeten schilder Cornelis van Dalem. Hij was van 1566 tot 1573 de bewoner van het landgoed IJpelaar, tussen Breda en Bavel.
Voor het schilderij werd twee miljoen gulden betaald, waarmee het de duurste aankoop was in de geschiedenis van het Rotterdamse museum tot op dat moment. Het gaat dan ook om een erg exclusief werk, want van Cornelis van Dalem zijn in totaal slechts zeven schilderijen bekend die met zekerheid aan hem kunnen worden toegeschreven. Van die zeven ging er één verloren bij de brand van Berlijn in 1945 en is het Rotterdamse schilderij het enige dat zich in Nederland bevindt. Eerder maakte dit schilderij deel uit van een privéverzameling in Bussem.
Het grote schilderij (88 bij 165 centimeter) wordt bijna helemaal in beslag genomen door een grillige rotswand met daarin grotten en uithollingen en links een doorkijkje naar een vlak landschap op de achtergrond. De planten en bomen die dit geheel stofferen zijn uiterst nauwkeurig geschilderd. Primitieve mensen bevolken het landschap en recent kunsthistorisch onderzoek heeft overtuigend laten zien dat Van Dalem met dit schilderij heeft willen afbeelden hoe hij zich ‘het begin van de beschaving’ voorstelde. Dat is nu dan ook de titel van dit schilderij. Zijn inspiratie vond Van Dalem vooral in boek vijf van het werk De rerum natura (Over de natuur) van de Romeinse schrijver Lucretius (circa 98-55 voor Christus).
Over Cornelis van Dalem zelf is vrij weinig bekend. Hij figureert twee keer in het beroemde Schilderboeck dat Karel van Mander in 1604 publiceerde. Zijn werk raakte echter vergeten totdat in 1924 de kunsthistoricus Ludwig Burchard de schilder opnieuw onder de aandacht bracht. Van Dalem werd waarschijnlijk in Antwerpen geboren in het gezin van een rijke lakenhandelaar met blauw bloed. De familie was afkomstig van Tholen en bezat daar een klein deel van de heerlijkheid Vosmaer. Het jaar waarin Cornelis werd geboren is onbekend, maar dat moet ergens (kort) voor 1534 zijn geweest. Net als zijn enige en oudere broer Lodewijk leerde Cornelis het schildersvak. In elk geval voor Cornelis was dat slechts uyt lust en om tijt verdrijf, zoals Van Mander meedeelt.
Zestiende-eeuwse hobbyschilders zijn zeldzaam, en de hoge mate van perfectie die Van Dalem wist te bereiken, maakt hem nog uitzonderlijker. Wel is het zo dat hij zich speciaal toelegde op het schilderen van rotspartijen en landschappen. De personages liet hij door anderen invullen. De voornaamste van zijn medewerkers was zijn iets jongere generatiegenoot Jan van Wechelen. Naar verluidt werkte Van Dalem ook tenminste één keer samen met Rubens. Van Van Dalems leerling Bartholomeus Spranger kennen we enkele werken die duidelijk de invloed van de landschappen van Van Dalem vertonen. Eén ervan is gedateerd in 1569.
In augustus 1561 overleed vader Peter van Dalem. Met het geërfde geld kocht Cornelis een buiten in Berchem en een huis in de Antwerpse Lange Nieuwstraat. Begin juni 1565 kocht hij in deze straat ook het belendende pand. Het is dan ook opmerkelijk dat hij nog voor het eind van dat jaar Antwerpen verliet om zich in Bavel bij Breda te vestigen. De reden voor dat onverwachte vertrek uit de stad lijkt te hebben gelegen in het feit dat Van Dalem sympathiseerde met de wederdopers, of zich daar zelfs bij had aangesloten. In Antwerpen floreerden in deze periode allerlei reformatorische sekten, en de vervolging waaraan die blootstonden dwong veel burgers de stad te verlaten.
Van Dalem kocht op 9 november 1565 het landgoed, met kasteel, IJpelaar bij Bavel. In de tussenperiode woonde hij waarschijnlijk met zijn gezin in Breda. Kasteel Ijperaal is in 1837 gesloopt waarna op de fundamenten een landhuis verrees. Ook dat werd later in de negentiende eeuw afgebroken. Na 1876 bood het landgoed onderdak aan het Klein Seminarie van het bisdom Breda. Wat nog voortleeft van de eerste bewoners is de naam Dalempolder, nu een deel van Breda. In 1824 werd op het landgoed een daklei gevonden met daarin gekrast een tekst uit 1566. Vermeld wordt dat Jan de Weese samen met zijn zoon Hans hier vier maanden als metselaar heeft gewerkt. Zij moesten Antwerpen ontvluchten om ’t woord des Heren, ofwel omdat zij wederdopers waren. Uit de erfdeling na de dood van Cornelis’ moeder in 1566 blijkt dat de familie al eerder bezittingen in en rond Breda had gehad. Deze vielen nu toe aan Cornelis.
In 1571 wonnen de commissarissen van de Raad van Beroerten inlichtingen in over de toestand van de ketterij in Ginniken. In de afgelegde verklaringen komt Cornelis van Dalem naar voren als ernstig verdacht. Hij woonde nooit kerkdiensten bij, hield zich met zijn familie verre van pastoors en bezocht waarschijnlijk ketterse bijeenkomsten. Bewijzen lijken de commissarissen echter niet te hebben gevonden. Cornelis overleed kort voor het eind van 1573 en hij heeft sinds 1566 onafgebroken in Bavel gewoond. Of hij in die periode ook nog schilderde is een vraag zonder antwoord. Voor zover zij te dateren zijn, vervaardigde hij alle schilderijen die nu definitief op zijn naam staan in de periode van ongeveer 1560 tot 1565, dus in Antwerpen. ‘Het begin van de beschaving’ ontstond vermoedelijk in 1565.
De aankoop van ‘Het begin van de beschaving’ door Museum Boijmans Van Beuningen is om twee redenen belangrijk. In de eerste plaats is hiermee het enige werk van Van Dalem dat zich in Nederland bevond in een openbare collectie gekomen. Voor het museum zelf is het daarnaast ook een mooie aanvulling omdat het al sinds 1937 in het bezit is van een oude kopie van een ander werk van Van Dalem, een ‘landschap met Adam en Eva, klagend over het lichaam van Abel’.
Maar Van Dalems werk is niet alleen vanwege de schilderkunstige kwaliteiten van belang. Het vormt ook de beeldende uitdrukking van het filosofische denken van een heer van stand uit het midden van de zestiende eeuw. Dat was in de Nederlanden een periode van humanisme en met een grote belangstelling voor de voorchristelijke denkers van het oude Rome. Tegelijkertijd raakte ook kennis over de nieuwe ontdekkingen in de Amerika’s algemeen verbreid. Deze Nieuwe Wereld werd ingepast in het humanistische beeld van de oude. Op andere werken schilderde Van Dalem zigeuners en scènes met Adam en Eva. Hij lijkt dan ook de associatie te hebben gemaakt van ‘primitief’ met ‘oorspronkelijk’. In zekere zin kan hij daarmee gelden als een vroege voorloper van de Romantiek en het nog latere primitivisme dat Gaugain naar Tahiti dreef.
Eerder verschenen als: ‘Bijna vergeten meester uit Bavel. Boijmans van Beuningen koopt schilderij Cornelis van Dalem’, Brabant Cultureel 46/2 (februari 1997) 30-31.
Comments are disabled for this post