Zwarte Piet: slavenhaler

Iedereen lijkt het nu zeker te weten: de Pietermannen van Sinterklaas zijn zwart en dus zijn zij slaven. Zo simpel ligt het echter niet. Het valt heel aannemelijk te maken dat de Man met de Zak niet de slaaf is, maar de slavenhaler die eeuwenlang elke zeevarende natie in West-Europa angst inboezemde.

In de recente discussies over Zwarte Piet wordt steevast aangenomen dat deze figuur een zwarte slaaf voorstelt, maar er zijn goede argumenten om aan te nemen dat dit niet juist is. Het is zelfs aannemelijk dat de oorsprong van Zwarte Piet niet ligt in de slaaf, maar in de slavenhaler. Van de vijftiende tot in het begin van de negentiende eeuw bestond er een bloeiende slavenhandel in Noord-Afrika, terwijl ook elders in het Ottomaanse Rijk slavernij volstrekt legaal was, met slaven die niet alleen afkomstig waren uit Afrika, maar ook uit de Kaukasus en uit West-Europa.

Bekend is het verhaal van de Spaanse edelvrouw die samen met haar kamermeisje en een bediende in Turkse handen valt en terecht komt in een harem. Toen Mozarts Singspiel ‘Die Entführung aus dem Serail’ hierover in 1782 zijn première beleefde, was deze thematiek hoogst actueel. In tal van kustplaatsen bestond een zogenaamde slavenkas waarin geld werd ingezameld om in slavernij geraakte plaatsgenoten vrij te kunnen kopen – de Slavenkas in Zierikzee bestaat nog steeds – en de kusten van Middellandse Zee van Venetië tot Malaga golden als zeer gevaarlijke woonplaatsen en hadden te maken met ontvolking door raids van zogenaamde Barbarijse piraten.

Berbers
Slavenhandel is in Noord-Afrika altijd aanwezig geweest en in die zin doen de huidige mensenhandelaren in Lybië niets nieuws, alleen gaat de handelswaar nu in omgekeerde richting. In de vijftiende en zestiende eeuw beleefde deze handel in Marokko, Algerije, Tunisië en Lybië een opbloei door de grote toestroom van moslims en joden die waren verdreven uit Spanje en Portugal. Zij mengden met de autochtone bevolking die voor een groot deel uit Berbers bestond. Het geheel kreeg voor de buitenwereld de uit de Klassieke Oudheid stammende naam Mauri (inwoners van de provincie Mauretania). In het Nederlands werd dat ‘Moren’. Het gebied werd bekend als de Barbarijse Kust, waarbij Barbarij (‘Barbarië’) is afgeleid van Berber. De negatieve betekenis kwam dus later.

Een tweede impuls kwam toen halverwege de zeventiende eeuw de Ottomanen hun greep op de regio verloren en het gebied alleen nog in naam deel van dit grote Turkse rijk bleef. Lokale ‘warlords’ en piratenleiders grepen de macht en konden ongehinderd door enig centraal gezag hun gang gaan. Daarbij beperkten de Barbarijse kapers zich niet tot de scheepvaart op en de kusten van de Middellandse Zee. Ook de Atlantische Oceaan maakten zij onveilig, van de Caraïben tot IJsland.

Dat deze Barbarijse kaapvaart lucratief was en een omvang had die ook politiek gewicht in de schaal legde, blijkt op twee manieren. Ten eerste politiek: tijdens de Tachtigjarige Oorlog schroomde de Republiek niet om verdragen met Barbarijse kapers te sluiten om samen de Spaanse vloot te lijf te gaan. Erg effectief zal dat niet zijn geweest, net zomin als het vergelijkbare verdrag dat bijvoorbeeld in Chili werd overeengekomen met de inheemse Mapuche. Veelzeggender is dat Nederlanders en andere Europeanen overliepen en zich aansloten bij de kapers, en er daarbij geen been in zagen om moslim te worden (de VOC-mentaliteit ten top?). Bekende voorbeelden zijn Suleyman Reis, bijgenaamd De Veenboer, die in Hoorn was geboren als Ivan Dirkie de Veenboer en die in 1617 admiraal werd van de Algerijnse kapersvloot. Hij begon zijn carrière als kaper van de Republiek onder bevel van de Dordtse kaper Simon ‘de Danser’ Simonszoon. Ook deze Simon de Danser werkte samen met de Barbarijse kapers. Hij leverde in Noord-Afrika slaven, maar kocht in slavernij geraakte Hollanders vrij en hield ook vast aan zijn calvinistische geloof. De kaapvaart en piraterij maakte hem zo rijk dat hij een paleis in Algiers bezat waarin hij leefde als een vorst.

In hetzelfde gezelschap vinden we ook Murad Reis de Jongere, geboren Jan Janszoon van Haarlem, en de Zaankanter Claes Gerritszoon Compaen die uiteindelijk berouw kreeg en met een pardonbrief van de Staten-Generaal terugkeerde naar zijn familie in Oostzaan.

Jan van Haarlem, alias Murad Reis, maakte naam met de raid die onder zijn leiding op 20 juni 1631 werd uitgevoerd op de zuidkust van Ierland. Daarbij werd de totale bevolking van het vissersplaatsje Baltimore in slavernij weggevoerd. De slachtoffers waren overigens vooral 108 Engelsen die hier als sardienvissers vanuit Engeland waren ‘neergeplant’. Eerder had Murad Reis hij ook al zeer ‘succesvol’ dergelijke raids uitgevoerd op de kusten van IJsland. Hij bracht het tot admiraal van de Algerijnse vloot en werd als zodanig met alle egards als bondgenoot ontvangen in Veere. Aan het bestaan van deze Noord-Afrikaanse slavenmarkten kwam pas echt een einde na de kolonisatie van de betreffende landen door Westerse mogendheden.

De Man met de Zak
Is Zwarte Piet nu een Barbarijse kaper? Dat is niet waarschijnlijk, maar de herinnering aan deze kapers die heel zeevarend West-Europa eeuwenlang schrik hebben aangejaagd, zal in de negentiende en begin twintigste eeuw zeker nog levendig zijn geweest. In havensteden was men bekend met het fenomeen slavenkas en in het geschiedenisonderwijs werden de tochten van De Ruyter tegen de Barbarijse kapers niet vergeten. De slavenhalers waren ‘Moren’ – of soms Nederlanders die naar die Moren waren overgelopen – die aan hun handel goed verdienden. Het Moorse uiterlijk van Zwarte Piet past daar in elk geval goed bij, evenals zijn kleding met korte pofbroek, pofmouwen en molensteenkraag die we ook zien op prenten uit de zeventiende eeuw – en op latere schoolplaten – waarop Spaanse edellieden worden afgebeeld.

Er is echter nog een volksfiguur die in onze Zwarte Piet is opgegaan en dat is de ‘Man met de Zak’. Volgens Wikipedia is dat ‘een mythisch wezen dat over de gehele wereld voorkomt. De man met de zak neemt stoute kinderen mee in de zak op zijn rug. De man met de zak is een kinderlokker en in sommige gevallen een kindereter en dient als kinderschrik of boeman.’ Ook van deze boeman is aannemelijk dat hij in oorsprong – als kinderrover – een slavenhaler is. In wezen heeft deze Man met de Zak helemaal niets van doen met Sinterklaas. De essentie is dat hij kinderen die zich misdragen rooft en wegvoert in zijn zak. Zeker in tijden waarin er weinig centraal gezag was en er nauwelijks of geen opsporings- en vervolgingsinstanties bestonden, was deze angst niet irreëel.

Voor de gedachte dat deze Man met de Zak in onze contreien uiteindelijk werd gekoppeld aan Sinterklaas en het uiterlijk kreeg van een Moorse, Barbarijse slavenhaler vallen argumenten te bedenken. Sint Nicolaas is niet alleen een kindervriend (en wie beloont, maakt onderscheid en zal dus – al is het maar impliciet – ook straffen), maar ook de patroon van de scheepvaart. Hij bracht een storm tot bedaren en redde zeelieden en menige kust- of havenplaats heeft vanouds een Nicolaaskerk of kapel. Deze verering strekte zich ook uit tot Nicolaas als beschermer van de handel en handelaars in het algemeen. Daar komt bij dat de heilige bisschop was van Myra in Klein-Azië, naar laatmiddeleeuwse en vroegmoderne begrippen uiteraard in Turks en dus Moors gebied.

Deze interpretatie maakt van Zwarte Piet vanzelf een veelkleurig figuur. Hij is de Man met de Zak die als boeman kinderen op het rechte pad moet houden en hen zo behoedt voor onheil, maar hij is ook de Barbarijse (Moorse) slavenhaler die zeker in Nederland de schrik was voor iedereen die zeevarende familieleden had. Het verhaal dat door Zwarte Piet naar Spanje meegenomen ‘stoute kinderen’ uiteindelijk zelf ook Zwarte Piet worden, past volledig in dit beeld. Geroofde slaven werden soms zelf slavenrover, soms zelfs vrijwillig en vol overgave. Hoe slecht kan een mens zijn? Dat al deze elementen pas in de loop van de twintigste eeuw samenvielen, kan te maken hebben met de toen opkomende beeldcultuur en ontwikkelingen in het onderwijs, maar ook met het feit dat pas toen het verhaal van zijn angel was ontdaan. Er zwierven geen Barbarijse kapers meer over de zeeën en de dreiging van Spanje was omgezet in een bijzonder heldhaftige interpretatie van de Hollandse Opstand waarin goed en fout al even scherp van elkaar waren onderscheiden als kort daarna ook in de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog zou gebeuren.

Pijnlijk
Dat Zwarte Piet de verbeelding van een negerslaaf is, is veel onwaarschijnlijker. Negerslaven kwamen in Nederland wel voor, maar waren behoorlijk zeldzaam en voorbehouden aan rijke kooplieden met een koloniaal verleden. Het beeld van de keurig geklede huisslaaf zal dus nooit gangbaar zijn geweest, en bovendien werd zo’n persoon net zo gekleed als het overige personeel. Bovendien was er tot zeer recent nooit de één op één relatie dat slaven zwart moeten zijn, en zwarten slaaf. De kerk verbood weliswaar al zeer vroeg dat christenen medechristenen als slaaf hielden, maar zowel het in slavernij houden van niet-christeren als het leveren van (ook blanke) niet-christenen aan slavenmarkten elders in de wereld was nooit een probleem.

Het is pijnlijk, maar in Suriname en elders konden ook vrijgemaakte slaven zelf slavenhouder zijn en de uit Ghana afkomstige en vrijgemaakte slaaf Jacobus Elisa Johannes Capitein promoveerde in 1742 in Leiden op een dissertatie waarin hij met de Bijbel in de hand betoogde dat slavernij ‘niet strijdig tegen de christelijke vrijheid’ is. In zijn visie hoefden zelfs slaven die zich tot het christendom bekeerden niet op grond daarvan te worden vrijgelaten. Zijn huidskleur vormde geen enkele belemmering om predikant te worden. Pas toen hij op zijn post als predikant voor het fort Elmina in Ghana ‘dreigde’ te trouwen met een inheemse – en dus heidense – vrouw kwam de classis in actie en werd in grote haast een Nederlandse echtgenote voor hem naar Elmina gestuurd (hoe vrijwillig zal dat zijn geweest?).

Het is dus al te eenvoudig om te denken dat Zwarte Piet een slaaf moet zijn omdat hij zwart is. Hij is donker – niet per se zwart – omdat hij een mediterrane Moor is. Zo is hij ook gekleed en zo past hij bij een Sint die al even mediterraan is, Moors en – waarom dan niet, in Nederlandse ogen – Spaans. Piet smolt samen met de Man met de Zak en rooft wie even niet oplet, ten behoeve van een bloeiende Barbarijse slavenmarkt.

In totaal zouden alleen al op de slavenmarkten in Tunis, Algiers en Tripoli ongeveer 1 tot 1,25 miljoen Westeuropeanen zijn verhandeld. Wie op de galeien terecht kwam, had het zwaar, maar andere slaven werden vaak heel behoorlijk behandeld. Al was het maar om de productiviteit niet in gevaar te brengen. Ook dit was in de Westerse wereld bekend. In ‘Die Entführung aus dem Serail’ is Bassa Selim geen bruut en betoont hij zich uiteindelijk een wijs man die welhaast christelijke goedheid betoont. Eind goed al goed en de moraal is duidelijk: de vijand is zo slecht nog niet, maar de vrijheid is beter. En lachen om Zwarte Piet is niet lachen om zwarte mensen, maar lachen om onze eigen angst voor de Man met de Zak en voor de kaper die ons elk moment van een schip of van de kust kan plukken om te worden verkocht op een slavenmarkt in Noord-Afrika. Die kapers waren Moors, maar soms ook heel wit zoals Ivan de Veenboer of Simon de Danser. Alleen had daar Sinterklaas weer niks mee van doen.

Comments are disabled for this post